De schooldag is weer voorbij. Lucas rent met de andere kinderen zijn klaslokaal uit. Hij trekt snel zijn jas aan en plukt zijn rugzak van de kapstok.
Buiten geeft hij zijn rugzak aan mama en roept: ‘Ik ga mijn fiets pakken!’
‘Heb je je fietssleutel?’ vraagt mama.
‘Oh nee, geef maar,’ antwoordt Lucas.
Mama kijkt in het voorvakje van de rugzak, daar doet Lucas altijd zijn fietssleutel in. Ze ziet geen sleutel. Dan kijkt ze in het grote vak. Ook daar ziet ze hem niet.
‘Ik kan je sleutel niet vinden,’ zegt ze.
‘Wat? Hoe kan dan nou?’ vraagt Lucas verbaasd.
‘Heb je de sleutel wel in je tas gestopt vanochtend?’ vraagt mama.
‘Ja, dat heb ik echt gedaan hoor,’ zegt Lucas.
Mama zoekt nog eens goed in de hele tas, maar de sleutel vindt ze niet.
‘Ga nog maar even binnen kijken dan,’ zegt mama. ‘Ik mag door corona niet mee naar binnen, dus je moet zelf even goed zoeken.’
En dus gaat Lucas weer naar binnen.
‘Hé, ben je daar weer?’ vraagt de juf verbaasd.
‘Ja, ik ben mijn fietssleutel kwijt,’ antwoordt Lucas. Samen kijken ze bij de kapstokken en rondom Lucas’ tafeltje. Maar ze vinden de sleutel nergens.
‘Je kan nog even bij de gevonden voorwerpen kijken,’ zegt de juf. ‘Misschien heeft iemand je sleutel daarheen gebracht. Weet je waar dat is?’
‘Ja,’ zegt Lucas en hij loopt naar het kamertje van de conciërge. Daar worden de gevonden sleutels bewaard. Er liggen zes sleutels, maar de sleutel van Lucas ligt er niet tussen.
Daarom gaat Lucas maar weer terug naar mama. Cato zit inmiddels achterop mama’s fiets te wachten.
‘Ik heb hem niet gevonden mam,’ zegt hij. ‘Hij is nergens. Wat nu?’
‘Mmm, dat is wel balen,’ zegt mama. ‘Dan zit er maar één ding op voor je. Dan moet je maar lopen.’
‘Oh, dat vind ik goed hoor! Het is best ver, maar ik kan dat wel,’ zegt Lucas vrolijk en hij begint al te lopen.
‘Nou, ik ben blij dat jij er zo vrolijk onder blijft,’ zegt mama mopperend terwijl ze achter Lucas aan gaat. ‘Maar ik zou het wel fijn vinden als je voortaan wat beter op je spullen let.’
‘Ach, geen zorgen mam!’ roept Lucas. ‘Ik vind die sleutel vast nog wel een keer!’