Lucas en Cato zijn vandaag in een echte boomgaard. Er staan allemaal bomen met verschillende soorten appels en peren.
‘Kijk eens, hier hebben jullie een grote mand,’ zegt de mevrouw van de boomgaard. ‘Als jullie goed je best doen, krijgen jullie die mand helemaal vol.’
‘Dankuwel mevrouw,’ zegt Cato en ze pakt de grote mand aan.
‘Gaan jullie maar vast naar de bomen toe,’ zegt mama. ‘Wij komen er zo aan.’ En ze blijft met papa en de mevrouw van de boomgaard praten.
Samen rennen Lucas en Cato naar een mooie appelboom die een stukje verderop staat. De appels hangen zo hoog dat ze er niet bij kunnen. Gelukkig staat er een ladder tegen de boom aan.
‘Durf jij naar boven te gaan op die ladder?’ vraagt Lucas aan Cato.
‘Jawel hoor,’ antwoordt Cato. ‘Maar dan moet jij hem wel vasthouden, anders valt hij om.’
‘Mij best,’ zegt Lucas. Hij houdt de ladder vast en Cato klimt voorzichtig omhoog. Als ze bijna boven is ziet ze dat de appels dichtbij de ladder allemaal al geplukt zijn. Iets verder in de boom hangen gelukkig nog wel appels. Cato rekt zich helemaal uit maar ze kan er net niet bij.
‘De ladder moet een beetje opzij!’ roept ze en ze gaat voorzichtig weer naar beneden.
Lucas probeert de ladder opzij te schuiven, maar dat lukt niet want de ladder is veel te zwaar. Ook Cato lukt het niet. Ze worden er een beetje boos van. Dan komen papa en mama aangelopen.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt mama.
‘Nou om te beginnen,’ klaagt Cato. ‘Jou zo-tjes duren altijd superlang! En de ladder moet wat opzij want we kunnen niet bij de appels.’
Papa tilt de ladder een klein beetje opzij en Cato klimt weer omhoog. Ze rekt zich uit en dan heeft ze een appeltje te pakken. Hij zit best wel stevig vast aan de boom, dus ze moet hard trekken.
‘Ja! Ik heb er een!’ roept ze blij.
Maar terwijl ze de appel van de tak trekt komen er nog twee appeltjes los en die vallen naar beneden.
‘Au!’ roept Lucas. Want de appeltjes vallen precies bovenop zijn hoofd!