Cato is aan het tekenen. Ze doet zo haar best dat haar tong af en toe tussen haar tanden door naar buiten steekt. Ze gebruikt potloden en waskrijt. En ze mag deze keer ook de echte stiften gebruiken. Dat mag namelijk alleen maar als mama in de buurt is.
En mama zit ook aan de keukentafel.
‘Wauw Cato, dat gaat heel mooi worden,’ zegt mama. ‘Volgens mij wordt het een kasteel.’
‘Ja-haa,’ antwoordt Cato. En ze glundert van trots. ‘Kijk, ik teken ook heel veel slingers op het kasteel, want het is feest.’
‘Ik zie het, dat is mooi,’ zegt mama. ‘Wat is het voor een feest?’
‘Het is een verjaardagsfeest,’ antwoordt Cato. ‘En alle mensen uit het hele dorp mogen komen.’
‘Oh,’ zegt mama. ‘Dat is wel een groot feest dan. Hoeveel mensen komen er?’
Cato denkt even na en zegt dan: ‘Wel één-duizend-honderd-miljoen.’
‘Jeminee,’ zegt mama, ‘dat zijn wel heel veel mensen.’
‘En ook nog vier kinderen,’ zegt Cato.
‘Ja, die passen er dan vast ook nog wel bij,’ zegt mama.
‘Ja en de vier kinderen moeten het verjaardagsliedje zingen.’
‘Oh, waarom moeten de kinderen dat zingen?’ vraagt mama.
‘Omdat kinderen dat het beste kunnen, want die leren dat op school.’ En Cato knikt heel hard van ‘ja’ met haar hoofd.
‘En wie is er dan eigenlijk jarig?’ vraagt mama.
‘Lucas natuurlijk!’ roept Cato. ‘Lucas is toch morgen jarig? Daarom heb ik deze tekening ook speciaal voor hem gemaakt.’
Lucas steekt zijn hoofd om de hoek van de keuken want hij hoort zijn naam. Hij vraagt: ‘Wat heb je voor mij gemaakt?’
‘Ik heb deze tekening speciaal voor jou gemaakt. Omdat je morgen jarig bent èn omdat jij mijn allerliefste broer bent.’
Lucas trekt één wenkbrauw omhoog en zegt met een zucht: ‘Nou, dat is niet zo moeilijk want ik ben jouw enige broer. En mama, ben ik morgen echt jarig?’
‘Nee schat,’ zegt mama. ‘Jij bent nog láng niet jarig.’