Cato ziet op het terras ineens een grote harige rups lopen.
‘Aaah!’ roept Cato. ‘Wat is dat voor beest?’
‘Ik denk dat het een soort van rups is,’ zegt Lucas. ‘Hij wordt later een vlinder.’
‘Nou, ik vind het maar een eng beest. Maak hem dood!’ roept Cato.
‘Nee, die ga ik niet doodmaken, anders wordt hij nooit een mooie vlinder,’ zegt Lucas. ‘Ik zal hem wel verplaatsen. Waarmee zou ik dat kunnen doen? Want ik wil hem niet met mijn handen aanraken’.
‘Een blaadje misschien?’ vraagt Cato.
‘Ja, dat zou kunnen,’ zegt Lucas. En hij plukt een blaadje van een grote plant in de tuin. Hij legt hem op de grond voor de rups. De rups loopt op het blaadje af en botst ertegenaan. Hij tilt zijn kopje op en loopt van het blaadje weg.
Lucas legt het blaadje weer voor hem. Maar opnieuw tilt de rups zijn kopje op en loopt dan de andere kant op.
‘Dit lukt zo niet,’ zegt Lucas. ‘Misschien kan ik hem op een schepje krijgen.’
Hij pakt een schepje dat in het water in de zand- en watertafel ligt. En legt die op de grond voor de rups. Maar weer botst de rups er tegenaan, tilt zijn kopje op en loopt de andere kant op.
‘Misschien is hij bang om nat te worden,’ zegt Cato.
‘Oh, ja. Ik zal hem eerst proberen op te sluiten,’ zegt Lucas.
Hij pakt een ander schepje. Doet er een beetje water op en tekent een natte halve cirkel op de grond voor de rups. De rups wil inderdaad niet nat worden, want weer draait hij om.
‘Weet je wat?’ vraagt Lucas. ‘Geef jij hem maar een zetje met deze schep.’ En hij geeft een schepje aan Cato. Lucas houdt zijn schepje voor de rups en Cato geeft de rups een zetje.
Ja! Het lukt! De rups ligt nu op het schepje van Lucas.
Langzaam loopt Lucas ermee naar de planten. Daar zet hij de rups voorzichtig op de grond in de tuin. De rups loopt meteen weer verder.
‘Aaah, wat lief,’ zegt Cato.
‘Ja,’ zegt Lucas. ‘En binnenkort zal hij een mooie vlinder worden.’