Lucas heeft nog niet zo lang geleden een racebaan gekregen. Het is een zwarte racebaan met een looping. Er zitten twee afstandsbedieningen bij waarmee je twee autootjes op de baan vooruit kan laten rijden.
‘Mag ik het ook eens proberen?’ vraagt Cato aan Lucas.
‘Jawel hoor,’ zegt Lucas. ‘Maar ik denk dat het nog wel een beetje moeilijk is voor jou.
‘Nou, ik kan het best wel hoor,’ zegt Cato. En ze gaat naast Lucas op de grond zitten. Lucas geeft een afstandsbediening aan Cato en zet de autootjes bij de start.
‘Jij bent de rode auto en ik de zwarte,’ zegt Lucas. ‘Ik tel tot drie en dan we gaan racen. 1, 2, 3!’
Cato drukt de knop van haar afstandsbediening diep in en haar auto schiet vooruit. Bij de eerste bocht vliegt haar auto van de baan af en beland onder de bank!
‘Whaaa!’ roept Cato.
‘Je moet de knop niet helemáál indrukken!’ roept Lucas terwijl zijn auto inmiddels netjes door de looping heen zoeft.
‘Nou, dit vind ik niet leuk,’ zegt Cato boos.
‘Ik zei toch dat dit best moeilijk is,’ zegt Lucas. ‘Ik moest ook eerst goed oefenen. Maar als je vaak oefent gaat het vanzelf steeds beter.’
‘Ik vind het gewoon stom,’ moppert Cato nog steeds. ‘En er zijn niet eens mensen die naar jouw race kijken,’ pruttelt ze nog even verder.
‘Oh ja,’ zegt Lucas en hij kijkt om zich heen. ‘Misschien kunnen we de 4 op een rij gebruiken als tribune.’ Hij staat op, pakt de 4 op een rij en zet die midden in de racebaan.
‘Ja!’ roept Cato enthousiast. Ze is ineens niet boos meer. ‘Ik doe de siefjes er wel in. Dat zijn dan de mensen die kijken.’
‘Dat zijn geen siefjes, maar fiches,’ zegt Lucas. ‘En de tribune moet helemaal vol met mensen zitten. Ik ben namelijk een hele goede racer, dus iedereen wil naar mij kijken.’
‘Oké, komt voor elkaar!’ zegt Cato. Ze pakt het zakje waar de fiches in zitten. En dan doet ze eerst een geel fiche in het spel en dan een rode. Daarna weer een gele en dan weer een rode. Zo blijft ze de kleuren afwisselen tot het hele spel vol zit.
Als ze klaar is zegt ze blij: ‘Oké Lucas, alle mensen zitten! Racen maar!’