Op zoek naar de dieren

‘Is dit een winkel waar ze ook dieren hebben?’ vraagt Lucas aan mama. Ze zijn namelijk net een tuinwinkel ingelopen.

‘Ja,’ antwoordt mama. ‘Jullie mogen ze wel even gaan zoeken. Maar niet rennen in de winkel.’

‘Yes! Kom mee Cato,’ zegt Lucas en hij rent weg.

‘Niet rennen zei ik!’ roept mama hem na.

‘Mag ik ook gaan kijken mama?’ vraagt Cato.

‘Ja, ga jij maar met Lucas mee,’ antwoordt mama. ‘Ik zoek jullie straks wel weer op.’

Cato loopt naar Lucas die nu een stukje verderop in de winkel op haar staat te wachten. Samen lopen ze langs de schappen van de winkel. Ze komen langs allerlei spullen: plantjes, regenlaarzen, tuinstoelen.

‘Ja, daar zie ik wat!’ roept Lucas en hij wijst recht vooruit. Ze rennen er naartoe. Ze komen bij heel veel kleine aquariums vol met kleine visjes.

‘Wauw!’ zegt Cato. ‘Deze visjes zijn echt zo mooi!’ Ze kijkt vol bewondering naar een aquarium dat vol zit met hele kleine, mooi gekleurde visjes. ‘Het lijkt wel of deze visjes licht geven.’

‘Ik vind vissen maar saai,’ zegt Lucas. ‘We moeten verder zoeken. Kom mee.’

Weer lopen ze een stukje verder door de winkel. Tot ze plotseling voor een grote konijnenren staan waar ze twee konijntjes in zien liggen.

‘Ja! We hebben ze gevonden!’ roept Lucas blij.

Aaah, deze konijntjes zijn echt zo schattig,’ zegt Cato. Ze gaat op haar knieën voor de konijnenren zitten om ze beter te kunnen zien. ‘Kijk, die zwarte heeft hele grappige lange oren die helemaal naar beneden hangen. Die is echt heel lief Lucas.’

Maar Lucas is alweer doorgelopen. Naast de konijnenren staan namelijk nog meer hokken met dieren erin.

‘Kijk Cato! Hier is een hele grappige Cavia. Hij heeft punkhaar!’ zegt hij. En hij wijst naar het hok.

Aaah, die is echt té schattig,’ zegt Cato terwijl ze naast Lucas komt staan.

Dan staat mama ineens weer achter Lucas en Cato. ‘Ah jullie hebben de diertjes gevonden zie ik,’ zegt ze.

‘Ja en mogen we deze cavia hebben?’ vraagt Cato. ‘Die echt zo schattig.’ Ze kijkt mama smekend aan. ‘Alsjeblieft?’

Mama denkt even na en zegt dan: ‘Daar kan ik kort over zijn. Het begint met ‘n’ en het eindigt met ‘ee’’.