Het is een prachtige warme zomerdag vandaag. In de achtertuin is het zwembad opgezet. Daar zijn Lucas en Cato lekker in aan het spelen. Dan komt Finn, de beste vriend van Lucas, de achtertuin ingelopen. Hij heeft zijn zwemkleren ook aan. En hij heeft een waterpistool meegenomen.
‘Hai! Mag ik ook meedoen?’ vraagt Finn.
‘Ja dat mag. Mag ik dan met jouw pistool schieten?’ vraagt Cato.
‘Dat mag wel,’ antwoordt Finn. ‘Als jij denkt dat je hiermee kan schieten.’
Finn geeft het waterpistool aan Cato. Als hij zich weer omdraait, schiet Cato hem meteen vol op zijn rug. ‘Haha, ik kan hier zeker wel mee schieten!’ roept ze blij.
Finn duikt weg achter de glijbaan. ‘Genade! Genade!’ roept hij.
Lucas komt het zwembad uit en kruipt ook achter de glijbaan. ‘Hier, pak aan. Dit kun je als schild gebruiken,’ zegt hij en hij geeft Finn een klein surfboard.
‘Ja, dat is perfect,’ antwoordt Finn. ‘Wat is jouw schild?’
Lucas kijkt om zich heen en ziet op het grasveld een luchtbed liggen. Hij knikt ernaar. ‘Dat luchtbed kan ik mooi gebruiken. Geef me dekking.’ Ze staan op van achter de glijbaan en rennen samen naar het luchtbed. Finn houdt het surfboard omhoog. Cato schiet vanuit het zwembad met het waterpistool. ‘Jullie kunnen niet schuilen voor mij! Ik raak jullie toch wel!’ roept ze.
Lucas pakt snel het luchtbed op en houdt het voor zich omhoog. Het water van Cato’s waterpistool klettert er tegenaan. Zo rennen Lucas en Finn heen en weer door de tuin.
‘Haha! Stelletje bangeriken!’ roept Cato, terwijl ze blijft schieten.
‘Terugtrekken!’ roept Finn. En Lucas en Finn duiken weer weg achter de glijbaan.
‘We moeten in de tegenaanval,’ zegt Finn.
Op dat moment horen ze Cato roepen: ‘Mijn pistool is leeg! Kan iemand het dopje openmaken?’
Lucas kijkt rond en ziet een emmertje op de het gras liggen.
‘Aha, ik heb al een plan,’ zegt hij. ‘Let maar op.’ Hij rent naar het emmertje, pakt het op en rent ermee naar het zwembad.
‘Nee, wacht!’ roept Cato.
Maar daar luistert Lucas niet naar. Hij dompelt het emmertje onder water. En daarna gooit hij het snel over Cato heen.
‘Zo,’ roept hij. ‘Nu je pistool leeg is ben je niet meer zo stoer hè?’