Heksensoep

Lucas en Cato spelen in de achtertuin. Het is zo warm vandaag dat ze met water en zand mogen spelen in de speeltafel. 

‘Ik ben vandaag een heks,’ zegt Cato met een mysterieuze stem. ‘En ik maak heel speciale heksensoep. Wilt u misschien een beetje soep van mij?’ vraagt ze aan Lucas. 

‘Ja, dat wil ik wel,’ zegt Lucas. 

Cato kijkt eens om zich heen. ‘Aha, ik zie een heksenketel waar ik mijn soep in kan maken,’ zegt ze. En ze loopt naar het schuurtje waar ze een emmer pakt. Bij de zand- en watertafel schept ze met een schepje wat water over in de grote emmer. 

‘Zo, en nu moeten er nog spulletjes in om het lekker te maken.’  

Ze plukt wat plukjes gras en stopt die in de emmer. En ze vindt wat gele blaadjes die op het gras liggen. Daar maakt ze kleine stukjes van en stopt die ook in de soep.  

‘Nu moet ik alles nog goed door elkaar roeren,’ zegt Cato. 

‘Misschien kun je daar een toverstaf voor gebruiken,’ zegt Lucas. 

‘Oh ja, maar wil je mij helpen zoeken naar een toverstaf?’ vraagt Cato. 

‘Ja hoor, ik weet wel waar we die kunnen vinden,’ zegt Lucas en hij loopt naar de kersenboom achter in de tuin. Onder de boom liggen meerdere lange takjes op de grond.  

‘Ja, die zijn precies goed,’ zegt Cato. En terwijl ze het zegt ziet ze een slak tegen de boomstam geplakt zitten. 

‘Ah! Die kan ook in mijn soep!’ roept ze blij. 

Ze pakt de slak en een mooie lange tak en loopt ermee terug naar de emmer. 

Ze gooit de slak in het water en roert met de toverstaf door de soep. 

Dan draait ze met haar armen in de lucht en zegt weer met haar mysterieuze heksenstem: ‘Simsalabim, simsalabam, ik tover een overheerlijke heksensoep!!’ 

Dan schept ze wat soep in een klein emmertje en loopt ermee naar Lucas.  

‘Alstublieft,’ zegt ze. ‘U mag gaan genieten van deze lekkere heksensoep!’