Glijbaan

‘Kom, we gaan op de glijbaan!’ roept Lucas.

Lucas en Cato rennen naar de glijbaan. 

Ze gaan netjes de trap op naar boven. Bovenaan is een plateau waar ze samen op kunnen staan. Ze kunnen daar mooi over de hele speeltuin uitkijken. 

Ze zien de schommels. En de wipwap. En de hoge klimtoren waar Cato nog een beetje te klein voor is. 

Lucas glijdt als eerste naar beneden van de glijbaan. Het gaat best wel hard. Maar Cato durft het ook. Zij glijdt ook naar beneden. ‘Jaaah!’ roept Cato. ‘Nu nog een keer!’

Ze gaan samen nog wel drie keer. Ze hoeven ook helemaal niet te wachten, want ze zijn maar alleen in het speeltuintje. Papa zit op het bankje te kijken. 

‘Ik kan ook andersom omhoog,’ zegt Lucas stoer. Hij gaat voor de glijbaan staan en klautert omhoog. Het gaat best moeilijk, voetje voor voetje. Maar het lukt, hij is boven. 

‘Dat kan ik ook best hoor,’ zegt Cato. 

Ze gaat ook voor de glijbaan staan en zet haar voet op het schuine gedeelte. Het beginstukje gaat goed, maar dan wordt het wel erg steil. Cato houdt de glijbaan vast en probeert zich omhoog te trekken. Maar de glijbaan is te glad en ze glijdt steeds terug naar beneden. 

Ze kijkt heel beteuterd. ‘Het lukt me niet,’ zegt ze verdrietig. 

‘Wacht, ik help je wel,’ zegt Lucas vanaf het plateau. Hij gaat plat op zijn buik liggen en strekt zijn armen uit naar beneden. 

Cato probeert nog een keer omhoog te klauteren. Ze houdt de rand weer vast, trekt zich omhoog en zet voorzichtig steeds haar voetjes één-voor-één iets hoger. Tot de glijbaan zo steil is dat ze niet meer verder kan.

‘Pak mijn hand!’ roept Lucas. Cato pakt met één hand Lucas’ hand vast en dan snel ook de andere hand. Het lukt! Lucas trekt Cato naar boven. ‘Ja!’ roept Cato. ‘Het is me gelukt! Ik kan het!’