‘Oe jaaah uh!’ roept Lucas. Hij zet een grote stap naar voren, buigt voorover en slaat hard met zijn hand op de grond.
‘Oewa ie!’ roept hij daarna. En hij rolt plotseling languit opzij over de vloer en blijft dan heel stil op zijn rug liggen.
‘Wat doe jij?’ vraagt Cato.
‘Ssst,’ fluistert Lucas.
‘Hoezo? Wat ben je aan het doen?’ vraagt Cato weer.
‘Ik ben mijn ninja’s aan het trainen,’ antwoordt Lucas.
‘Ik zie helemaal geen ninja’s,’ zegt Cato verbaasd.
‘Dat komt omdat mijn ninja’s onzichtbaar zijn,’ zegt Lucas. ‘Ik heb honderd onzichtbare ninja’s. Ik ben hun leider en moet ze elke dag trainen.’ Plotseling springt hij overeind, gaat wijdbeens staan en maakt een boksbeweging met zijn armen. ‘Ah jaaah ach!’ roept hij erbij. ‘Volg mij!’
‘Oké!’ roept Cato en ze gaat achter Lucas staan en maakt dezelfde boksbeweging.
‘Nee,’ zegt Lucas met een zucht. ‘Ik had het niet tegen jou, ik zei het tegen mijn ninja leger. Jij kan niet meedoen met de training want jij bent niet onzichtbaar.’
‘Hoezo? Ik kan best onzichtbaar zijn hoor. Kijk maar.’ Cato loopt langzaam bij Lucas vandaan en zwaait met haar armen op en neer alsof ze vliegt. ‘Zie je? Nu kun je mij niet zien toch?’
‘Euhm jawel,’ antwoordt Lucas. ‘Ik zie je gewoon hoor. Je wordt echt niet zomaar ineens onzichtbaar. Daar moet je speciale krachten voor hebben en mijn ninja’s hebben die krachten. Kom mee ninja’s! Volg mij!’ roept hij en hij rent hard weg.
Cato rent achter Lucas aan.
‘Cato-o!’ roept Lucas. ‘Jij mag niet meedoen! Alleen mijn ninja’s moeten mij volgen.’ Hij loopt nu sluipend door de kamer heen met zijn linkerarm recht naar voren en zijn rechterarm recht naar achteren. ‘Ga jij maar wat anders doen, want ik ben druk met het trainen van mijn ninja leger.’
Cato kijkt verdrietig, maar zegt dan: ‘Nou, dat maakt mij niet uit hoor. Ik vind ninja’s toch stom.’