Het is kerstvakantie. Papa, mama, Lucas en Cato zijn aan het ontbijten aan de keukentafel.
‘Ik heb geen zin om weer een hele dag binnen te zitten hoor,’ zegt mama. ‘Laten we iets leuks gaan doen. Lucas, Cato, waar hebben jullie zin in?’ vraagt mama.
‘Naar de dierentuin!’ roept Lucas enthousiast.
‘Mmm, op zich een leuk idee,’ zegt mama. ‘Maar het vriest buiten, dus daar vind ik het een beetje te koud voor. Heb jij een goed idee Cato?’
Cato kijkt mama aan, trekt haar wenkbrauwen omhoog, maakt grote ogen en hele bolle wangen en zegt met een gek stemmetje: ‘Fiets!’
‘Oké,’ zegt mama langzaam, ‘daar hebben we niet zoveel aan. Lucas, heb jij nog andere ideeën?’
‘Naar het zwembad!’ roept Lucas.
‘Mmm, daar heb ik niet zoveel zin in,’ zegt mama. ‘En bovendien hebben we dat afgelopen weekend ook al gedaan. Cato, heb jij inmiddels een beter idee?’
Cato kijkt mama weer aan, trekt haar wenkbrauwen omhoog, maakt grote ogen en hele bolle wangen en zegt weer met hetzelfde gekke stemmetje: ‘Fiets!’
‘Oké, daar hebben we nog steeds niet zoveel aan,’ zucht mama. ‘Lucas, ik geloof dat de ideeën van jou moeten komen vandaag. Dus, nog meer goede ideeën?’
‘Euhm, naar de binnenspeeltuin!’ roept Lucas.
‘Oh, dat zou inderdaad wel weer een keer kunnen,’ zegt mama. ‘Daar zijn we al heel lang niet meer geweest. Vind jij dat ook leuk Cato?’
Cato kijkt mama weer aan, trekt haar wenkbrauwen omhoog, maakt grote ogen en hele bolle wangen en zegt weer met hetzelfde gekke stemmetje: ‘Fiets!’
‘Nou, ik hoop dat er vandaag nog iets meer woorden uit jou gaan komen,’ zegt papa lachend tegen Cato.
‘We moeten alleen nog één dingetje bepalen,’ zegt mama. ‘Namelijk, hoe we naar de binnenspeeltuin toe gaan. Lucas, wat denk jij?’
‘We kunnen met de auto gaan,’ zegt Lucas.
‘Ja, of met de trein,’ zegt papa. ‘Maar ik heb het gevoel dat Cato nu echt een goed idee heeft. Cato? We gaan op de?’
Cato trekt haar wenkbrauwen weer omhoog, maakt grote ogen en hele bolle wangen en zegt met hetzelfde gekke stemmetje: ‘Fiets!’