Cato is buiten aan het steppen. Op het terras in de achtertuin kan ze precies een rondje steppen om de tuintafel heen. Mama kijkt vanuit de keuken naar buiten en ziet Cato.
‘Kijk je wel uit Cato?’ vraagt mama. ‘Want jij hebt je slippertjes aan. Kun jij daar wel goed mee steppen?’
‘Ja hoor, dat gaat heel goed!’ roept Cato naar mama. Zo stept Cato nog een tijdje door. Het gaat inderdaad heel goed.
Maar dan hoort mama Cato ineens heel hard huilen. Mama rent geschrokken naar buiten toe.
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt mama.
‘Ik heb mijn voet opengehaald!’ zegt Cato huilend.
‘Och, laat eens even zien,’ zegt mama. En ze knielt bij Cato neer.
Cato zit op de grond en laat haar voet zien.
‘Ja, ik zie het,’ zegt mama.
‘Komt er bloed uit?’ vraagt Cato.
‘Een klein beetje maar,’ zegt mama.
Cato begint nu nog harder te huilen.
‘Zullen we samen een mooie pleister uitzoeken?’ vraagt mama.
‘Nee!’ gilt Cato. ‘Ik wil geen pleister, want die doen zeer!’
‘Oké, dan geen pleister. Ik haal wel even een doekje die we op het wondje kunnen houden tot het bloeden stopt,’ zegt mama.
Mama gaat naar binnen, pakt een tissue en loopt weer naar Cato terug. Ze drukt het doekje zacht op het wondje.
‘Maar wat is er precies gebeurd Cato?’ vraagt mama.
‘Nou, ik was aan het steppen en toen kwam ik daarlangs,’ en Cato wijst naar een schroefje dat aan de zijkant van de step uitsteekt.
‘Mmm, misschien kun je voortaan maar beter je schoenen aan doen als je gaat steppen,’ zegt mama. ‘Dan kun je je voeten niet openhalen.’ Ze pakt het doekje voorzichtig van het wondje af. ‘Het bloed al niet meer Cato. Ga jij even sokken en schoenen aan doen als je nog verder wilt steppen?’
Dat wil Cato wel. Ze gaat naar boven om sokken aan te trekken. Als ze beneden komt ziet mama dat Cato aan elke voet een andere kleur sok heeft.
‘Ach, wat heb je nu weer gedaan?’ vraagt mama lachend.
‘Ja,’ zegt Cato en ze wijst om de beurt een voet aan. ‘Deze voet vond deze sok mooi en die voet vond die sok mooi!’